Rede van de Redenaar van Loge "De Vriendschap", C.
Bom, ter gelegenheid van het samengaan met de Loge "Het Zuiderkruis".
( 3 maart 1999)
Vanavond zijn wij allen getuigen van een historisch moment, de fusie -ik noem
het liever het samengaan van onze Loges- en het is natuurlijk voor mij als
Redenaar van de Loge "De Vriendschap" onvermijdelijk om, weliswaar
kort, iets te vertellen omtrent de geschiedenis van
beide Loges, want vanaf nu is dit verleden verenigd en gebundeld in het heden
en de toekomst.
Logegebouw van de vriendschap in Soerabaja 1900
De Vriendschap
Welnu: de Loge "De Vriendschap" werd in
Soerabaja was ook in die tijd al een niet
onbelangrijke havenplaats. Broeder Jacobus Albertus van .Middelkoop
was de eerste voorzitter .
De Loge werd ingeschreven onder het anciënniteitsnummer
35.
Alle Loges voeren kleuren; voor die van "De
Vriendschap" werd zeegroen gekozen, dat verwijst naar de zee en de marine.
Door de vele internationale contacten telde de Loge in de
beginjaren drie Redenaars ("Speakers" van een Loge), namelijk
één voor de Nederlandse bezoekers, één voor de
Engelse en één voor de Franse bezoekers.
De Loge "De Vriendschap" was de eerste op Java met
een Nederlandse naam maar heeft ook altijd getracht haar symbolen en ritualen
in de taal van het land te verklaren. Al in 1844 werd Abdul
Rachman, een achterkleinzoon van de Sultan van Pontianak, lid van de Loge "De Vriendschap". Hij
was het eerste Islamitische lid in de Nederlandse Vrijmetselarij.
Het Zuiderkruis
De (eerste) Loge "Het Zuiderkruis" werd in Batavia ingewijd op 13
juli 1918 met het Logenummer (anciënniteitsnummer)
110 en is vernoemd naar het 5-sterrenbeeld Crux ofwel Zuiderkruis, dat de hemel
van het zuidelijk halfrond stralend overheerst en daarom ook is afgebeeld op de
vlaggen van Australië en Nieuw Zeeland.
De Logekleuren zijn korenblauw en chromaatgeel: het blauw
van "De Ster in het Oosten", de Loge die de Moederloge van "Het
Zuiderkruis" is geworden en de kleur geel van de Loge "Le Préjugé Vaincu" uit Deventer, de Moederloge van Broeder P.A
Doeglas, de eerste voorzitter van de Loge "Het Zuiderkruis".
De Indische Vrijmetselarij, niet alleen als organisatie,
maar ook door de leden, richtte zich aanvankelijk in veel gevallen op het
lenigen van de directe nood onder de bevolking.
En zo hebben leden van de beide Loges getoond hun plicht als
Vrijmetselaar en als mens te kennen. De lijst van charitatieve instellingen,
voor een deel op het gebied van onderwijs, vorming en ontwikkeling, waarbij
onze Loges een rol hebben gespeeld, is indrukwekkend.
De bloeiperiode van de Vrijmetselarij viel samen met de
expansie van de koloniale staat, zo tussen 1890 en 1930, met als resultaat dat
er in die tussentijd bij de zeven Loges nog elf kwamen, waaronder dus ook
"Het Zuiderkruis".
Opvallend is , dat die allen op
Java ontstonden; de nadruk van het maçonnieke leven bleef dus in sterke
mate op dit eiland gericht.
Toen in de jaren '20 duidelijker werd dat Indonesiërs in de toekomstige
Indonesische samenleving een steeds belangrijker plaats zouden gaan innemen,
werd binnen de Loges veel gesproken over het lidmaatschap van Indonesiërs,
helaas echter met als gering gevolg dat kort voor de Japanse bezetting er
slechts zo´n vijftig Indonesische leden waren .
De vertrouwelijke omgang tussen de leden van verschillende
"landaard" leidde ertoe dat over en weer begrip en waardering
ontstond en zich soms echte vriendschappen ontwikkelden.
Actuele vraagstukken in die tijd, zoals de houding die de Vrijmetselaren
moesten innemen tegenover de Indonesische bevolking en het groeiende
nationalisme waren onderwerp van veel bouwstukken (lezingen) en in het
"Indisch Maçonniek Tijdschrift" zijn veel van deze
bouwstukken, zowel van Nederlandse als van Indonesische Broeders, gepubliceerd.
De economische crisis sloeg in Nederlands Oost-Indië
buitengewoon hard toe. Ook met de Vrijmetselarij ging het daar bergafwaarts.
Veel Nederlanders keerden terug naar het vaderland en de
sterke band die sindsdien bestond tussen deze gerepatrieerde Nederlanders is
een van de redenen geweest waarom in 1933 een aantal hunner
in de Residentie (Den Haag) een nieuwe Loge oprichtten, namelijk "Het
Zuiderkruis"; de tweede van die naam, maar nu in Nederland gevestigd.
Het nummer werd 152. Het werd een Loge waarvan de leden iets
terugvonden van de sfeer van hun leven en werken onder de tropenzon.
De plechtige inwijding van de Loge vond plaats op 18 maart
1933 door de Grootmeester Hermannus van Tongeren en
ook nu was Broeder P A Doeglas de eerste voorzitter van de tweede Loge
"Het Zuiderkruis".
Tot na de Tweede Wereldoorlog heeft deze Loge, de zesde in
Den Haag, vrijwel uitsluitend bestaan uit "Indische" Broeders, die
zich daarom "klapperapen" noemden, "sobats",
makkers met een groot "ons-kent-ons-gevoel",
zoals dat wordt beschreven in het jubileumboekje bij het 50-jarig bestaan van
de Loge.
De tweede wereldoorlog in Nederlands-Indië
Na de aanval van
Japan op Pearl Harbor op 7
december 1941 raakte Nederlands-Indië bij de
strijd betrokken door de oorlogsverklaring van de regering van Nederland vanuit
Londen als geallieerd bondgenoot van Amerika, Engeland en Australië, en al
spoedig zou Nederlands-Indië oorlogsterrein
worden.
De overmacht van Japan was, zoals bekend, veel te groot en reeds op 8 maart 1942 was er de onvoorwaardelijke
capitulatie. De lange nacht van de bezetting was begonnen.
Japan werd heer en meester en kon zijn plannen ongehinderd
ten uitvoer brengen.
Eerst werden de krijgsgevangen militairen in kampen geïnterneerd
en daarna volgden de burgers. De Nederlandse taal werd verboden, straatnamen
vervangen, opschriften verwijderd, scholen gesloten, kranten en tijdschriften
opgeheven. Op sommige plaatsen, zelfs in de burger-interneringskampen,
heeft het Logeleven onder de moeilijkste omstandigheden incidenteel toch
doorgang gevonden.
Vanaf 1945 tot heden
Op 17 augustus
1945, twee dagen na de capitulatie van Japan, riepen Soekarno
en Mohammed Hatta de Republiek Indonesië uit met
Soekarno als nieuwe president.
De vraagstukken van een snel veranderende Indische
samenleving hebben de Indische Vrijmetselarij en dus ook onze beide Loges niet
onberoerd gelaten. Ondanks alles behoorden zowel "De Vriendschap" als
"Het Zuiderkruis" tot de 8 van de 25 vooroorlogse Loges die hun werkzaamheden
hervatten en opmerkelijk was het enthousiasme waarmee de leden de draad weer
opnamen.
De eerste tijd na de bezetting was het Logegebouw van "De
Vriendschap" in gebruik bij het Rode Kruis . De
politieke situatie maakte het onmogelijk regelmatig bijeen te komen, maar in
1947 kon het eigen gebouw worden heropend. Het totaal aantal leden was weer van
15 tot 63 opgelopen.
De Loge "Het Zuiderkruis" in Indonesië hervatte de werkzaamheden
in oktober 1946 met 20 leden. Korte tijd later waren het er 30, terwijl de Loge
in juli 1947 reeds 42 leden telde, wat bijdroeg, zoals
wordt genoemd, tot een "opgewekt Logeleven".
Op sobere wijze werd in 1948 het 30-jarig jubileum gevierd,
ter gelegenheid waarvan aan het Tjikini Ziekenhuis in
Batavia een financiële bijdrage werd geschonken.
Als voorheen besteedde de Loge bijzondere aandacht aan de
"Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voorbereidend
onderricht aan kinderen", waaruit blijkt dat er vertrouwen bestond in de toekomst . Dit vertrouwen werd gesteund door talrijke
uitspraken van de Gedeputeerd Grootmeester voor Indonesië, Broeder Carpentier Alting , die met een groot idealisme de Vrijmetselarij een binding
tussen Nederland en Indonesië wilde laten vinden. Hieruit is het dan ook
verklaarbaar dat het Provinciaal Hoofdbestuur (het hoofdbestuur van de
Oost-Indische Loges) op 21 december 1949 gelukstelegrammen stuurde aan Soekarno en Hatta in verband met
de onvoorwaardelijke overdracht van de soevereiniteit van Indonesie.
De minister-president, Soekarno,
antwoordde in een telegram dat de Pantja-sila, de
leer van de 5 zuilen die de ideologische grondslag vormt van de Republiek,
overeenstemming vertoont met de beginselen van de Vrijmetselarij. Die vijf
"zuilen" zijn: geloof, volkssoevereiniteit, nationalisme, sociale rechtvaardigheid en humaniteit.
In een rondschrijven aan de Loges stelde het Hoofdbestuur
van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden met
voldoening vast, dat in de Indonesische grondwet de vrijheid van vereniging en
vergadering was vastgelegd en het beschouwde dat als een waarborg voor de
toekomstige arbeid.
Op het zogenaamde Meester-Convent (vergadering van
de Logevoorzitters) van 4 februari
Binnen de Nederlandse Loges bleven Indonesiërs wel actief
, wat blijkt uit een verslag van een bijeenkomst van de Loge "De
Vriendschap", waarbij de Logevoorzitter, Broeder Raden Soeparto,
een voordracht hield over de Pantja-sila die volgens
de spreker doordrenkt was van de maçonnieke geest. Het nationaal besef
diende te worden gedragen door de "Saudara dunia" ofwel "broederschap". De voordracht
werd door de aanwezigen met grote aandacht gevolgd. Meer lezingen van dien aard
zouden, volgens het verslag van die bijeenkomst, zeer op prijs worden gesteld . Op 18 mei 1954 heeft dezelfde Broeder Soeparto de Indonesische Loge "Pamitran"
(vertaald: "Vriendschap") geïnstalleerd. Opmerkelijk goed was de
samenwerking met de Nederlandse Loge "De Vriendschap". De meeste
leden van de beide Loges hadden dan ook een dubbel lidmaatschap, wat toen nog
kon.
De lichten worden gedoofd in
Indonesië (1959)
Het verhaal van
de slotfase van de Indische Vrijmetselarij en dus ook van onze beide Loges in
Indonesië kan kort zijn.
Mede als uitvloeisel van het Nederlands-Indonesische
conflict over Nieuw-Guinea werden eind 1957 alle
Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht gesteld en een jaar later
genationaliseerd.
Een uittocht van Nederlanders volgde. Op 22 februari 1959
werden de Lichten van de Loge "De Vriendschap" door Broeder Jan Müllemeister gedoofd.
Ook de vier Indonesische Loges werden verplicht hun
werkzaamheden te staken. Als reden werd opgegeven dat grondslagen en
doelstellingen niet in overeenstemming waren met de nationale identiteit van de
Republiek.
Niet alleen de Vrijmetselarij, maar ook een aantal andere
verenigingen werd door het verbod getroffen, zoals de Rotary
, Morele Herbewapening en het Rozekruizers
Genootschap.
Loge de vriendschap in Den Haag (1959)
Op 26 juni 1959
werden onder leiding van eerdergenoemde Broeder Jan Müllemeister
in Den Haag de werkzaamheden van de Loge "De Vriendschap" hervat.
In feite begon hiermee de nieuwe geschiedenis van deze Loge,
omdat, evenals bij de Haagse Loge "Het Zuiderkruis", het aantal
Broeders met een niet-Indische achtergrond geleidelijk toenam.
Gekscherend werden in "Het Zuiderkruis" deze
Broeders "Kaninefaten" genoemd; de
oud-kolonialen, hoewel zij lang niet allemaal uit Batavia kwamen, werden "Batavieren" gedoopt. Typisch voor de beide
Loges met hun Indisch verleden zijn de jaarlijkse "Silvestervieringen"
(in de overgangstijd van duister naar licht; dus omstreeks de jaarwisseling) en
de bijeenkomsten in maanden met vijf Logeavonden.
Bij beide gelegenheden worden de bijeenkomsten samen met de
dames gehouden.
Mede hierdoor is er een meer persoonlijke band tussen de
partners en de weduwen van de leden gegroeid .
Het samengaan van Het Zuiderkruis en de Vriendschap (1999)
De laatste jaren
brak het inzicht door dat onze Loges, wilden zij kunnen blijven bestaan, nieuwe
wegen moesten inslaan.
De overweging: "Als
het niet kan blijven zoals het is, laten we dan zo snel mogelijk handelen en
beslissen" leidde nog geen jaar geleden tot de gedachte om met onze
beide Loges samen de arbeid voort te zetten.
Hoewel beide Loges hun eigen sfeer kennen, die eigenlijk
niemand wil laten schieten, was er toch een grote bereidheid elkaar te
accepteren, basisvoorwaarde voor een "wij-gevoel".
De beide besturen maar ook de Broeders hebben dit gevoel duidelijk kenbaar
gemaakt door een unaniem uitgesproken bereidheid tot samengaan, waardoor het
fusiebesluit zonder twijfels kon worden genomen en de samensmelting kon worden
voorbereid.
Natuurlijk kan uw Redenaar vanavond geen feestrede houden.
Het doven van de Lichten van de Loge "Het
Zuiderkruis", van welke Loge de leden hielden en die ook voor velen de
"Moederloge" is geweest, is geen feestelijke gebeurtenis.
Integendeel.
Maar wel wil ik U wijzen op het symbool van de Loge "De
Vriendschap", de Broederhand. De handdruk is een klassiek menselijk teken,
maar de betekenis van die handeling is langzaamaan weggeëbd.
Toch is die hand een verlengstuk van het hart: daar waar
woorden nietszeggend zijn, kan een handdruk weldadig aandoen.
Als er krachten in ons zijn waardoor we elkaar kunnen
bedreigen, beangstigen, ja zelfs kunnen vernietigen, dan moeten er ook krachten
in ons aanwezig zijn, waardoor we elkaar kunnen troosten, sterken, begeesteren en bezielen.
Laten wij die krachten bij elkaar ontdekken, stimuleren en bundelen zodat de maçonnieke arbeid in onze werkplaats uitgroeit tot de ware Koninklijke Kunst, zoals wij de op het welzijn van de gehele mensheid gerichte Vrijmetselaarsarbeid, in en buiten de Loge, noemen.