GESCHIEDENIS VAN DE LOGES

DE VRIENDSCHAP

(Opgericht te Soerabaja in 1809)

EN

HET ZUIDERKRUIS

(Opgericht te BATAVIA in 1918)

 

Rede van de Redenaar van Loge "De Vriendschap", C. Bom, ter gelegenheid van het samengaan met de Loge "Het Zuiderkruis". ( 3 maart 1999)

Vanavond zijn wij allen getuigen van een historisch moment, de fusie -ik noem het liever het samengaan van onze Loges- en het is natuurlijk voor mij als Redenaar van de Loge "De Vriendschap" onvermijdelijk om, weliswaar kort, iets te vertellen omtrent de geschiedenis van beide Loges, want vanaf nu is dit verleden verenigd en gebundeld in het heden en de toekomst.

 

 

 

Logegebouw van de vriendschap in Soerabaja 1900 

 

 

De Vriendschap


Welnu: de Loge "De Vriendschap" werd in 1809 in Soerabaja (in het voormalig Nederlands Oost-Indië) opgericht met een maçonniek officieel oprichtingsdocument, namelijk een vanwege de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden afgegeven constitutiebrief, gedateerd 28 november1809.

Soerabaja was ook in die tijd al een niet onbelangrijke havenplaats. Broeder Jacobus Albertus van .Middelkoop was de eerste voorzitter .

De Loge werd ingeschreven onder het anciënniteitsnummer 35.

Alle Loges voeren kleuren; voor die van "De Vriendschap" werd zeegroen gekozen, dat verwijst naar de zee en de marine.

Door de vele internationale contacten telde de Loge in de beginjaren drie Redenaars ("Speakers" van een Loge), namelijk één voor de Nederlandse bezoekers, één voor de Engelse en één voor de Franse bezoekers.

De Loge "De Vriendschap" was de eerste op Java met een Nederlandse naam maar heeft ook altijd getracht haar symbolen en ritualen in de taal van het land te verklaren. Al in 1844 werd Abdul Rachman, een achterkleinzoon van de Sultan van Pontianak, lid van de Loge "De Vriendschap". Hij was het eerste Islamitische lid in de Nederlandse Vrijmetselarij.


Het Zuiderkruis


De (eerste) Loge "Het Zuiderkruis" werd in Batavia ingewijd op 13 juli 1918 met het Logenummer (anciënniteitsnummer) 110 en is vernoemd naar het 5-sterrenbeeld Crux ofwel Zuiderkruis, dat de hemel van het zuidelijk halfrond stralend overheerst en daarom ook is afgebeeld op de vlaggen van Australië en Nieuw Zeeland.

De Logekleuren zijn korenblauw en chromaatgeel: het blauw van "De Ster in het Oosten", de Loge die de Moederloge van "Het Zuiderkruis" is geworden en de kleur geel van de Loge "Le Préjugé Vaincu" uit Deventer, de Moederloge van Broeder P.A Doeglas, de eerste voorzitter van de Loge "Het Zuiderkruis".

De Indische Vrijmetselarij, niet alleen als organisatie, maar ook door de leden, richtte zich aanvankelijk in veel gevallen op het lenigen van de directe nood onder de bevolking.

En zo hebben leden van de beide Loges getoond hun plicht als Vrijmetselaar en als mens te kennen. De lijst van charitatieve instellingen, voor een deel op het gebied van onderwijs, vorming en ontwikkeling, waarbij onze Loges een rol hebben gespeeld, is indrukwekkend.

 

       De bloeiperiode tussen 1890 en 1930

 

De bloeiperiode van de Vrijmetselarij viel samen met de expansie van de koloniale staat, zo tussen 1890 en 1930, met als resultaat dat er in die tussentijd bij de zeven Loges nog elf kwamen, waaronder dus ook "Het Zuiderkruis".

Opvallend is , dat die allen op Java ontstonden; de nadruk van het maçonnieke leven bleef dus in sterke mate op dit eiland gericht.


        Het interbellum (1920 -1939)


Toen in de jaren '20 duidelijker werd dat Indonesiërs in de toekomstige Indonesische samenleving een steeds belangrijker plaats zouden gaan innemen, werd binnen de Loges veel gesproken over het lidmaatschap van Indonesiërs, helaas echter met als gering gevolg dat kort voor de Japanse bezetting er slechts zo´n vijftig Indonesische leden waren .

De vertrouwelijke omgang tussen de leden van verschillende "landaard" leidde ertoe dat over en weer begrip en waardering ontstond en zich soms echte vriendschappen ontwikkelden.
Actuele vraagstukken in die tijd, zoals de houding die de Vrijmetselaren moesten innemen tegenover de Indonesische bevolking en het groeiende nationalisme waren onderwerp van veel bouwstukken (lezingen) en in het "Indisch Maçonniek Tijdschrift" zijn veel van deze bouwstukken, zowel van Nederlandse als van Indonesische Broeders, gepubliceerd.

De economische crisis sloeg in Nederlands Oost-Indië buitengewoon hard toe. Ook met de Vrijmetselarij ging het daar bergafwaarts.

 

      Oprichting van het Zuiderkruis in Den haag (1933)

 

Veel Nederlanders keerden terug naar het vaderland en de sterke band die sindsdien bestond tussen deze gerepatrieerde Nederlanders is een van de redenen geweest waarom in 1933 een aantal hunner in de Residentie (Den Haag) een nieuwe Loge oprichtten, namelijk "Het Zuiderkruis"; de tweede van die naam, maar nu in Nederland gevestigd.

Het nummer werd 152. Het werd een Loge waarvan de leden iets terugvonden van de sfeer van hun leven en werken onder de tropenzon.

De plechtige inwijding van de Loge vond plaats op 18 maart 1933 door de Grootmeester Hermannus van Tongeren en ook nu was Broeder P A Doeglas de eerste voorzitter van de tweede Loge "Het Zuiderkruis".

Tot na de Tweede Wereldoorlog heeft deze Loge, de zesde in Den Haag, vrijwel uitsluitend bestaan uit "Indische" Broeders, die zich daarom "klapperapen" noemden, "sobats", makkers met een groot "ons-kent-ons-gevoel", zoals dat wordt beschreven in het jubileumboekje bij het 50-jarig bestaan van de Loge.


De tweede wereldoorlog in Nederlands-Indië


Na de aanval van Japan op Pearl Harbor op 7 december 1941 raakte Nederlands-Indië bij de strijd betrokken door de oorlogsverklaring van de regering van Nederland vanuit Londen als geallieerd bondgenoot van Amerika, Engeland en Australië, en al spoedig zou Nederlands-Indië oorlogsterrein worden.

De overmacht van Japan was, zoals bekend, veel te groot en reeds op 8 maart 1942 was er de onvoorwaardelijke capitulatie. De lange nacht van de bezetting was begonnen.

Japan werd heer en meester en kon zijn plannen ongehinderd ten uitvoer brengen.

Eerst werden de krijgsgevangen militairen in kampen geïnterneerd en daarna volgden de burgers. De Nederlandse taal werd verboden, straatnamen vervangen, opschriften verwijderd, scholen gesloten, kranten en tijdschriften opgeheven. Op sommige plaatsen, zelfs in de burger-interneringskampen, heeft het Logeleven onder de moeilijkste omstandigheden incidenteel toch doorgang gevonden.


Vanaf 1945 tot heden


Op 17 augustus 1945, twee dagen na de capitulatie van Japan, riepen Soekarno en Mohammed Hatta de Republiek Indonesië uit met Soekarno als nieuwe president.

De vraagstukken van een snel veranderende Indische samenleving hebben de Indische Vrijmetselarij en dus ook onze beide Loges niet onberoerd gelaten. Ondanks alles behoorden zowel "De Vriendschap" als "Het Zuiderkruis" tot de 8 van de 25 vooroorlogse Loges die hun werkzaamheden hervatten en opmerkelijk was het enthousiasme waarmee de leden de draad weer opnamen.

De eerste tijd na de bezetting was het Logegebouw van "De Vriendschap" in gebruik bij het Rode Kruis . De politieke situatie maakte het onmogelijk regelmatig bijeen te komen, maar in 1947 kon het eigen gebouw worden heropend. Het totaal aantal leden was weer van 15 tot 63 opgelopen.

De Loge "Het Zuiderkruis" in Indonesië hervatte de werkzaamheden in oktober 1946 met 20 leden. Korte tijd later waren het er 30, terwijl de Loge in juli 1947 reeds 42 leden telde, wat bijdroeg, zoals wordt genoemd, tot een "opgewekt Logeleven".

Op sobere wijze werd in 1948 het 30-jarig jubileum gevierd, ter gelegenheid waarvan aan het Tjikini Ziekenhuis in Batavia een financiële bijdrage werd geschonken.

Als voorheen besteedde de Loge bijzondere aandacht aan de "Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen voor voorbereidend onderricht aan kinderen", waaruit blijkt dat er vertrouwen bestond in de toekomst . Dit vertrouwen werd gesteund door talrijke uitspraken van de Gedeputeerd Grootmeester voor Indonesië, Broeder Carpentier Alting , die met een groot idealisme de Vrijmetselarij een binding tussen Nederland en Indonesië wilde laten vinden. Hieruit is het dan ook verklaarbaar dat het Provinciaal Hoofdbestuur (het hoofdbestuur van de Oost-Indische Loges) op 21 december 1949 gelukstelegrammen stuurde aan Soekarno en Hatta in verband met de onvoorwaardelijke overdracht van de soevereiniteit van Indonesie.

De minister-president, Soekarno, antwoordde in een telegram dat de Pantja-sila, de leer van de 5 zuilen die de ideologische grondslag vormt van de Republiek, overeenstemming vertoont met de beginselen van de Vrijmetselarij. Die vijf "zuilen" zijn: geloof, volkssoevereiniteit, nationalisme, sociale rechtvaardigheid en humaniteit.

In een rondschrijven aan de Loges stelde het Hoofdbestuur van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden met voldoening vast, dat in de Indonesische grondwet de vrijheid van vereniging en vergadering was vastgelegd en het beschouwde dat als een waarborg voor de toekomstige arbeid.

Op het zogenaamde Meester-Convent (vergadering van de Logevoorzitters) van 4 februari 1950 in Djakarta diende de Loge "Het Zuiderkruis" met een gevoel van realiteit een voorstel in om de organisatie aan te passen aan de nieuwe politieke structuur van het land; met andere woorden: het stichten van een zelfstandige Indonesische Grootloge. Uit de beraadslagingen kwam echter geen duidelijke opinie naar voren. Voor het oprichten van Indonesische Loges, noch voor het stichten van een Indonesische Grootloge, werd de tijd rijp geacht.

Binnen de Nederlandse Loges bleven Indonesiërs wel actief , wat blijkt uit een verslag van een bijeenkomst van de Loge "De Vriendschap", waarbij de Logevoorzitter, Broeder Raden Soeparto, een voordracht hield over de Pantja-sila die volgens de spreker doordrenkt was van de maçonnieke geest. Het nationaal besef diende te worden gedragen door de "Saudara dunia" ofwel "broederschap". De voordracht werd door de aanwezigen met grote aandacht gevolgd. Meer lezingen van dien aard zouden, volgens het verslag van die bijeenkomst, zeer op prijs worden gesteld . Op 18 mei 1954 heeft dezelfde Broeder Soeparto de Indonesische Loge "Pamitran" (vertaald: "Vriendschap") geïnstalleerd. Opmerkelijk goed was de samenwerking met de Nederlandse Loge "De Vriendschap". De meeste leden van de beide Loges hadden dan ook een dubbel lidmaatschap, wat toen nog kon.

 

De lichten worden gedoofd in Indonesië (1959)


Het verhaal van de slotfase van de Indische Vrijmetselarij en dus ook van onze beide Loges in Indonesië kan kort zijn.

Mede als uitvloeisel van het Nederlands-Indonesische conflict over Nieuw-Guinea werden eind 1957 alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht gesteld en een jaar later genationaliseerd.

Een uittocht van Nederlanders volgde. Op 22 februari 1959 werden de Lichten van de Loge "De Vriendschap" door Broeder Jan Müllemeister gedoofd.

Ook de vier Indonesische Loges werden verplicht hun werkzaamheden te staken. Als reden werd opgegeven dat grondslagen en doelstellingen niet in overeenstemming waren met de nationale identiteit van de Republiek.

Niet alleen de Vrijmetselarij, maar ook een aantal andere verenigingen werd door het verbod getroffen, zoals de Rotary , Morele Herbewapening en het Rozekruizers Genootschap.


Loge de vriendschap in Den Haag (1959)


Op 26 juni 1959 werden onder leiding van eerdergenoemde Broeder Jan Müllemeister in Den Haag de werkzaamheden van de Loge "De Vriendschap" hervat.

In feite begon hiermee de nieuwe geschiedenis van deze Loge, omdat, evenals bij de Haagse Loge "Het Zuiderkruis", het aantal Broeders met een niet-Indische achtergrond geleidelijk toenam.

Gekscherend werden in "Het Zuiderkruis" deze Broeders "Kaninefaten" genoemd; de oud-kolonialen, hoewel zij lang niet allemaal uit Batavia kwamen, werden "Batavieren" gedoopt. Typisch voor de beide Loges met hun Indisch verleden zijn de jaarlijkse "Silvestervieringen" (in de overgangstijd van duister naar licht; dus omstreeks de jaarwisseling) en de bijeenkomsten in maanden met vijf Logeavonden.

Bij beide gelegenheden worden de bijeenkomsten samen met de dames gehouden.

Mede hierdoor is er een meer persoonlijke band tussen de partners en de weduwen van de leden gegroeid .


Het samengaan van Het Zuiderkruis en de Vriendschap (1999)


De laatste jaren brak het inzicht door dat onze Loges, wilden zij kunnen blijven bestaan, nieuwe wegen moesten inslaan.

De overweging: "Als het niet kan blijven zoals het is, laten we dan zo snel mogelijk handelen en beslissen" leidde nog geen jaar geleden tot de gedachte om met onze beide Loges samen de arbeid voort te zetten.

Hoewel beide Loges hun eigen sfeer kennen, die eigenlijk niemand wil laten schieten, was er toch een grote bereidheid elkaar te accepteren, basisvoorwaarde voor een "wij-gevoel". De beide besturen maar ook de Broeders hebben dit gevoel duidelijk kenbaar gemaakt door een unaniem uitgesproken bereidheid tot samengaan, waardoor het fusiebesluit zonder twijfels kon worden genomen en de samensmelting kon worden voorbereid.

Natuurlijk kan uw Redenaar vanavond geen feestrede houden.

Het doven van de Lichten van de Loge "Het Zuiderkruis", van welke Loge de leden hielden en die ook voor velen de "Moederloge" is geweest, is geen feestelijke gebeurtenis. Integendeel.

Maar wel wil ik U wijzen op het symbool van de Loge "De Vriendschap", de Broederhand. De handdruk is een klassiek menselijk teken, maar de betekenis van die handeling is langzaamaan weggeëbd.

Toch is die hand een verlengstuk van het hart: daar waar woorden nietszeggend zijn, kan een handdruk weldadig aandoen.

Als er krachten in ons zijn waardoor we elkaar kunnen bedreigen, beangstigen, ja zelfs kunnen vernietigen, dan moeten er ook krachten in ons aanwezig zijn, waardoor we elkaar kunnen troosten, sterken, begeesteren en bezielen.

Laten wij die krachten bij elkaar ontdekken, stimuleren en bundelen zodat de maçonnieke arbeid in onze werkplaats uitgroeit tot de ware Koninklijke Kunst, zoals wij de op het welzijn van de gehele mensheid gerichte Vrijmetselaarsarbeid, in en buiten de Loge, noemen.